Ghequetst ben ic van binnen,
Duerwont mijn hert soe seer,
Van uwer…
– Wat doe jij nou?
Voor jou.
– Doe niet zo gek.
Ik dacht dat je het mooi zou vinden.
– Wat moet ik daar mee? Krijg ik er ook een sinterklaascadeautje bij?
Doe niet zo flauw. Het is een heel oud gedicht.
– Oude troep dus.
Echt oud. Zoals meubels. En wijn.
– En whisky.
Precies.
– Is het geld waard?
Denk het niet. Het is een kopietje.
– Jammer.
Ik dacht dat je het leuk zou vinden.
– Ik ben niet echt een gedichtenman en als je met me naar bed wilt, dan kan je dat gewoon zeggen.
Dat wil ik helemaal niet!
– Waarom kom je dan met die rijmelarij aanzetten?
Omdat het gedichtendag is. Ik heb het op straat gekregen. Ik vond het mooi.
– Gedichtendag? Volgens mij is het gewoon donderdag hoor.
Flauw.
– Kreeg iedereen zo’n gedicht, of alleen jij?
Nee, Margje ook.
– Zeker reclame ergens voor.
Het was geen reclame, het is gedichtendag. Dat zeg ik toch? Het is goed voor je ontwikkeling, zei die jongen.
– Voor je wat?
Dat je er slim van wordt.
– Echt?
De dokter leest gedichten.
– Wat weet jij daar van?
Er hangt er één in de wachtkamer.
– En? Is de dokter er slim van geworden?
Weet ik niet, maar hij verdient wel het dubbele van ons.
– Ik denk wel meer.
Nou, daarom.
– En dat komt van gedichten?
Dat zeg ik niet, dat zegt die jongen.
– Welke jongen?
Een jongen in een gele jasje.
– Was die ook zo slim?
Ik denk het; hij zag er heel netjes uit.
– Lees nog ‘s.
Wat?
– Lees dat gedicht nog ‘s.
Ghequetst ben ic van binnen,
Duerwont mijn hert soe seer,
Van uwer ganscher minnen–Verder?
– Ja. Helemaal.
Ghequetst soe lanc soe meer.
Waer ic my wend, waer ic my keer,
Ic en can gherusten dach noch nachte;
Waer ic my wend, waer ic my keer,
Ghy sijt alleen in mijn ghedachte.
Dat was ‘m.
– Vraag mij nu ’s een moeilijke vraag.
Wat bedoel je?
– Gewoon iets moeilijks. De hoofdstad van Frankrijk. Zoiets.
Wat is de hoofdstad van Frankrijk?
– Nee, dat is makkelijk. Een andere.
Wat is de hoofdstad van Amerika?
– Amerika heeft geen hoofdstad.
Wat is de hoofdstad van Griekenland?
– Athene! Het werkt! Het werkt! Staat die jongen er nog denk je?
Misschien. Het is wel koopavond.
– Kom, we gaan meer halen!