Een recent onderzoek van de Amerikaanse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: VWA) vond in 81% van het kalkoenvlees bacteriën die bestand zijn tegen antibiotica.
Diezelfde soorten bacteriën werden door het NARMS-instituut gevonden in 69% van het varkensvlees, 55% van het gehakt en 39% van het kippenvlees. Er werden salmonella- en campylobacter-bacteriën aangetroffen in het onderzochte vlees. Die zijn jaarlijks verantwoordelijk voor miljoenen gevallen van voedselvergiftiging.
Op 53% van het kippenvlees werd een resistente vorm van E. coli bacteriën aangetroffen. Die kunnen ontstekingen in o.a. de urinewegen en longen veroorzaken. Als je zo’n ontsteking oploopt door resistente bacteriën, zullen er minder mogelijkheden zijn om je te behandelen.
De resistentie ontstaat doordat er veel te veel antibiotica worden gebruikt in de veeteelt. Die worden niet alleen gebruikt om zieke dieren te genezen, maar ook om ziekte te voorkomen en om de groei van het vee te stimuleren. Dr. Gail Hansen zegt: ‘Het is volkomen normaal dat we zieke dieren genezen met antibiotica. Maar als je antibiotica gebruikt om slechte hygiëne te compenseren, moet je het systeem eens heroverwegen. Mensen nemen toch ook geen preventieve antibiotica als ze hun huis verlaten?’
Dawn Undurraga, die werkt met de Environmental Working Group (EWG) onderstreept dit. Zij is bovendien bang dat dit probleem bijdraagt aan het “post-antibiotische tijdperk” van Margaret Chan, waarin antibiotica niet werken omdat er teveel resistente bacteriën zijn.
De EWG wil dat de VWA het gebruik van antibiotica in de veeteelt beter gaat reguleren. Op dit moment biedt de VWA slechts enkele richtlijnen aan. Undurraga zegt: ‘We moeten stoppen met antibiotica als groeistimulatie. We moeten denken aan de langere termijn. Ook hebben we meer gegevens nodig om ons onderzoek te kunnen verbeteren.’
De VWA is echter van mening dat antibiotica zowel ter genezing als ter ziektepreventie van groot belang zijn. Ze zijn alleen bezorgd over antibiotica als groeistimulatie. Zij raden aan om alleen medisch noodzakelijke antibiotica te gebruiken, en dan alleen onder toezicht van een veearts.
Op dit moment houden de autoriteiten alleen in de gaten hoeveel antibiotica er wordt ingekocht; niet hoeveel dieren die toegediend krijgen, en hoeveel ieder dier krijgt. Zonder die informatie is het moeilijk om te bepalen waar het probleem zit.
Het American Meat Institute zegt dat de hoeveelheden bacteriën op vlees en gevogelte aan het verminderen is. Hun woordvoerder, Janet Riley: ‘Met het verzoek van de VWA om antibiotica slechts ter genezing en voorkoming van ziekten te gebruiken, moet duidelijk worden dat wij toegewijd zijn aan het verbeteren van de kwaliteit én de veiligheid van vlees’.
Ron Phillips van het American Health Institute , dat de landbouw en farmaceutische industrie vertegenwoordigt, zegt dat het onderzoek van NARMS een ‘vroege waarschuwing voor resistente bacteriën vormt.’
Mike Doyle, microbioloog aan de Universiteit van Georgia, zegt dat we de getallen van het NARMS-onderzoek in perspectief moeten plaatsen: ‘Het is niet vreemd dát we salmonella, campylobacter en E. coli op vlees aantreffen. De gevonden hoeveelheden zijn echter niet groot. En in het geval van salmonella zien we zelfs een daling in het aantal gevonden multiresistente bacteriesoorten.’
Verder zegt Doyle dat veehouders inderdaad minder antibiotica moeten gebruiken, en hij gelooft dat dit ook gebeurt. Hij voorspelt dat het idee van antibiotica als groeistimulatie binnen vijf jaar uitgestorven zal zijn.