Ik wil niet gezond zijn!!

– Papa, mag ik televisie kijken?
Je moet je groente nog even opeten.
– Maar die hoef ik niet.
Ja, dat hadden we afgesproken; alles opeten, anders gaan we ook geen televisie kijken.
– Maar ik lust dat niet.
Dat is broccoli, dat lust je best.
– Nee, ik lust geen broccoli.
Broccoli is hartstikke lekker. Papa vindt het ook lekker, kijk maar.
– Jij mag deze ook opeten.
Nee, dat is jouw broccoli. Ik heb mijn eigen broccoli.
– Maar ik hoef dat niet.
Daar word je gezond en sterk van, liefje.
– Ik wil niet gezond zijn.
Maar papa is huisarts, papa kan toch die broccoli niet in de vuilnisbak gooien? Wij moeten het goede voorbeeld geven. Als wij niet gezond eten, dan wil niemand meer gezond eten.
– Maar niemand ziet dat toch, als jij dat in de vuilnisbak gooit?
Luister, je moet gewoon je broccoli opeten. Er zitten allemaal vitamines in en die heeft je lichaam nodig.
– Ik lust geen vitamines.
Je wilt toch heel sterk worden?
– Maar ik ben al heel sterk, kijk maar.
Niet op de grond gooien!
– Maar ik lust het niet.
Kindjes in Afrika zouden hier hartstikke blij mee zijn. Die eten nooit groente en fruit. Je mag blij zijn dat je dit kán eten. Kom op.
– Nee, jij moet dit aan de kindjes in Afrika geven.
Dat kan niet, dat past niet in een envelop. Kijk maar.
– Wel! Kijk!
Niet doen. Dat kan niet, liefje, dan wordt het koud.
– Hebben ze geen magnetron in Afrika?
Nee, die hebben ze niet.
– Dan moet jij het heel snel brengen, voordat het koud wordt. Ga maar.
Zo snel kan papa niet fietsen. Eet nou maar gewoon even op.
– Kijk, onze auto! Mama komt er aan!
Luister, als mama binnenkomt, wil ik dat je je bord leeg hebt.
– Dan kun je met de auto gaan!
Goed, luister, voor deze ene keer brengt papa de broccoli naar Afrika, maar dan moet je niks tegen mama zeggen.
– Mama!
– Dag lieverd.
– Papa gaat naar Afrika!
– Gaat papa naar Afrika?
– Ja!
– Wat doet die broccoli in die envelop?
Niks, dat is een geheimpje. Mag ik de autosleutel even?